
Jurisprudentie
AQ8765
Datum uitspraak2004-08-19
Datum gepubliceerd2004-09-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/2937 WUBO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-09-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/2937 WUBO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing WUBO-uitkering omdat niet is voldaan aan de ingevolge de Wet geldende eis dat sprake is van lichamelijk en/of psychisch letsel tengevolge van de ondervonden oorlogscalamiteiten, leidend tot blijvende invaliditeit.
Uitspraak
03/2937 WUBO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 28 mei 2003, kenmerk JZ/O/2003/313, heeft verweerster ten aanzien van eiser een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat te Heerlen, als gemachtigde van eiser bij de Raad beroep ingesteld. In een aanvullend beroepschrift is uiteengezet waarom eiser zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 8 juli 2004. Aldaar is voor eiser verschenen zijn gemachtigde
mr. Van Berkel voornoemd, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. C. Vooijs, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiser, geboren in 1932 in het voormalige Nederlands-Indiƫ, heeft in november 2001 bij verweerster een aanvraag ingediend, primair ertoe strekkend om te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet. Dit verzoek heeft eiser gebaseerd op gezondheidsklachten, waaronder met name psychische klachten, die naar zijn mening een gevolg zijn van zijn oorlogservaringen tijdens de Japanse bezetting van het voormalige Nederlands-Indiƫ en de daarop volgende, zogenoemde Bersiapperiode.
Verweerster heeft deze aanvraag van eiser afgewezen bij besluit van 7 februari 2003, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, op de grond dat eiser weliswaar is getroffen door oorlogsgeweld als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder d en f, van de Wet - te weten het getuige zijn van executies tijdens zijn verblijf in het MVO-kamp tijdens de Bersiapperiode - maar dat niet is voldaan aan de ingevolge de Wet tevens geldende eis dat sprake is van lichamelijk en/of psychisch letsel tengevolge van de ondervonden oorlogscalamiteiten, leidend tot blijvende invaliditeit.
Ter beantwoording staat de vraag of, gelet op hetgeen namens eiser in beroep is aangevoerd, het bestreden besluit in rechte kan standhouden.
Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
Blijkens de gedingstukken is het standpunt van verweerster in overeenstemming met de adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad, welke adviezen berusten op vanwege verweerster ingesteld onderzoek van eiser door de arts J. Husken en op bij de eiser behandelend huisarts ingewonnen informatie. In deze adviezen is aangegeven dat bij eiser wel sprake is van psychische invaliditeit, met als diagnose dysthemie, maar dat die niet zozeer is toe te schrijven aan calamiteiten in de zin van de Wet, met inbegrip van de daarbij ingevolge het zogenoemde SOT-beleid te betrekken oorlogsgebeurtenissen, maar aan zijn betrokkenheid bij de Molukse kwestie in zijn algemeenheid alsmede zijn ervaringen op Celebes toen hij, na de soevereiniteits-overdracht, met een groep jeugdigen militaire operaties heeft moeten uitvoeren.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van deze adviezen naar behoren voorbereid en gemotiveerd.
De voorhanden medische gegevens bevatten geen aanknopingspunt voor de opvatting dat wel van verband in de zin van de Wet met de in aanmerking te nemen oorlogscalamiteiten kan worden gesproken. De Raad ziet in de verklaringen van eiser zelf, zoals met name opgenomen in het terzake van eisers aanvraag opgemaakte Sociaal Rapport en in het onder- zoeksrapport van de arts Husken, met name voorop staan eisers ervaringen op Celebes na de souvereiniteitsoverdracht.
Mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat eiser voor zijn psychische klachten niet onder medische behandeling is, bieden de voorhanden gegevens ook onvoldoende grondslag voor het, namens eiser bepleite, oordeel dat verweerster ten onrechte geen externe psychiatrische expertise heeft ingewonnen.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond, zodat dit besluit in rechte kan standhouden.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. C.P.J. Goorden als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2004.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) J.P. Schieveen.